top of page

Hoe misbruik een gezin gijzelde

Openlijk praten over onze problemen is vaak nog taboe. Sarah* doorbreekt dat. Voor anderen, zodat zij zich gesterkt voelen, maar vooral voor zichzelf en haar gezin. Als afsluiter. 'Ons gezin heeft erg afgezien maar we zijn nu weer een geheel; alle ellende verbond ons met elkaar.’ Over hoe haar man verlamd raakte, hoe ze met haar dochter de deuren van de hulpverlening platliep en hoe dat alles uiteindelijk leidde naar een ver weggestopt verleden: seksueel misbruik door de kerk. Dit is een ode aan het getroebleerde gezinsleven.


Het huis is groot en statig, opzichtig proper, afgemeten ingericht en de grote raampartij biedt een schitterend zicht op het glooiende landschap nabij Brussel. Hier woont een ondernemend koppel dat drie bedrijven runt en een dochter en een zoon heeft. Kortom: dit is het onderkomen van een succesvol gezin dat alles heeft wat hun hartje begeert. Alle reden tot lachen dus. En dat doet Sarah ook wanneer we tegenover elkaar bij de warmte van de houtkachel zitten.


Eenmaal achter de voordeur blijken de zaken echter toch net iets ingewikkelder te liggen dan de buitenkant doet vermoeden. Materieel gezien hebben zij en haar man Paul*, met wie ze 27 jaar samen is, het inderdaad dik voor elkaar. Emotioneel gezien was de afgelopen 17 jaar echter een wervelwind. En daarom zocht ze me op: ze wil haar verhaal vertellen. ‘Omdat het nu goed met ons gaat’, begint ze. ‘We waren losse gezinsleden, nu zijn we een geheel; alle ellende verbond ons met elkaar.'

Sarah: 'Dúrf te worstelen. En slik het niet in, maar maak het bespreekbaar.'

Ze wil mensen laten zien dat het oké is om te worstelen. 'Sterker nog: dúrf te worstelen. Ik denk dat we af moeten van het idee dat altijd alles goed moet gaan. Natuurlijk: ben je blij, wees blij, maar ervaar je verdriet, huil dan ook tranen. Ben je boos, voel je woede en ben je ergens bang voor, deel je zorgen. Slik het niet in, maar maak het bespreekbaar.’


Verlamd

Haar eigen verhaal begint als huisje, boompje, beestje. Een lieve man, een prachtig huis, eerst een meisje, Emma*, dan een jongen, Jules*, en een nanny in huis om zowel zichzelf als hun kinderen te ontlasten; om hen in het drukke bestaan dat zij en haar man leiden toch een rustig thuis te bieden.



Maar dan. 31 december 2005. Paul is 36, Sarah 35 en hun kinderen 5 en 2.


Ze zijn met vrienden op wintersport in de Franse Alpen. Terwijl de mannen de pistes verkennen, vermaken de vrouwen zich met de kinderen in het sneeuwkasteel. Ze genieten van hun eerste dag vakantie, van de zorgeloosheid van even niets te hoeven. Tot de vriendin van Sarah aan het einde van de middag telefoon van haar man krijgt: Paul heeft een ongeval gehad, zegt hij, en ze wachten op hulp. Haar vriendin neemt de kinderen mee naar hun huisje; Sarah stapt mee in de ambulance.


Sarah ziet Paul liggen. Verlamd.

Daar ziet ze hem liggen. Verlamd. Alleen zijn hoofd kan hij nog bewegen, vertelt hij. En ook dat hij niet weet hoe het is gebeurd; hij is niet hard gevallen en er is ook niemand op hem ingereden. Het enige dat hij weet, is dat hij ineens op de grond lag, zijn rechterarm languit naast hem terwijl het voelde alsof die aan de linkerkant lag. ‘Het was verschrikkelijk hem zo te zien. De onzekerheid, de angsten … ik voelde me zo machteloos’, blikt Sarah terug.


Ook in het ziekenhuis staan ze voor een raadsel: geen blauwe plekken, niets gebroken en toch verlamd …


Na overplaatsing naar Grenoble wordt er meer duidelijk. Daar blijkt dat Paul éérst verlamd raakte en daardoor is gevallen. Sarah wordt een formulier onder de neus geschoven; ze dient binnen vijftien minuten te tekenen voor een routineoperatie. ‘Maar ik begreep verder niets van wat ze zeiden', zegt ze nu. 'Ik merkte alleen maar hoe dringend het was. Dus tekende ik. Maar had ik wel de juiste beslissing gemaakt? En kon ik hem achterlaten? Hij smeekte me hem niet alleen te laten, maar ik moest toch ook naar de kinderen? En hoe ging ik hen dit nieuws brengen zonder paniek te zaaien? Ik verstopte al die gevoelens en deed wat ik altijd deed: sterk zijn.’


'Ik verstopte mijn gevoelens en deed wat ik altijd deed: sterk zijn.’

Nadat een vriendin uit België, die chirurg is, haar geruststelt – Grenoble is het beste Europese centrum voor deze operatie – weet ze dat ze een laminectomie zullen uitvoeren. Paul heeft namelijk een aangeboren smalle ruggengraat, die mettertijd – én sneller dan normaal – verder versmalde en zijn zenuwen op vijf plaatsen beklemt. Onder aan een piste ligt een ongeval voor de hand, maar dit zou hoe dan ook zijn gebeurd. De vijf beknelde wervels dienen dan ook te worden open gezaagd. ‘Maar deze operatie betekende óók een ‘reset’; Paul zou alles opnieuw dienen te leren.’

Paul raakt verlamd en dat blijkt hem iets te willen vertellen.

Revalidatie

Terug in België weten ze dat Paul nog maanden in een revalidatiecentrum dient te verblijven. Het zijn vanzelfsprekend moeilijke tijden. ‘Elke minuut was gepland en ik diende continu te presteren. De tijd met de kinderen stond in functie van hen, de tijd met Paul stond in functie van hem liefde te geven en te motiveren – ik kon niet bij de pakken neer gaan zitten – terwijl de tijd in mijn werk dan weer super productief moest zijn. Ik heb in die maanden geen één keer op de pauzeknop kunnen duwen.’


En dan is er natuurlijk het gemis. Het gezin ligt voor even uit elkaar … ‘Pauls aanwezigheid, zijn warmte ’s nachts, een knuffel, een time-out van de kinderen … dat miste ik heel erg. Maar daarvoor was geen ruimte. Ik diende de schouders te zijn waar mijn gezin op kon leunen.’


Elke woensdagavond gaan ze met zijn drieeën bij hem op bezoek. ‘Ik zette de kinderen op zijn bed en samen genoten we van een aperitief. Zij stopten de chips of nootjes in zijn mond en vertelden hun verhalen. Paul en de kinderen genoten hier intens van.’


Na acht maanden komt hij weer thuis, nog altijd zonder gevoel in zijn lichaam, maar hij heeft tóch geleerd hoe zijn ledematen te gebruiken. Anno 2023 kan Paul weer lopen, maar puur cognitief geleid; zonder automatismen. ‘Daarom is het hier ook zo schoon en opgeruimd; één oneffenheid en hij valt. Wij kunnen corrigeren, maar hij voelt niets en ligt direct op de grond.’ Elke stap dient hij bewust te zetten …


Na acht maanden komt Paul weer thuis, nog altijd zonder gevoel in zijn lichaam.

De kinderen begrijpen dan, in 2005, hun nieuwe situatie; hun vader dient zich ook in zijn verdere revalidatietraject vooral op zichzelf te richten. Alles gaat nog altijd relatief goed. Jules gaat op school mee met de stroom en Emma blijkt sociaal wel wat achter te blijven, ze steekt er leerinhoudelijk bovenuit; in de eerste kleuterklas maakt ze puzzels van de derde klas en in die derde kleuterklas dringt ze aan om te willen lezen.


De zorgen om Emma nemen toe.

Huilbuien en onhandelbaar

Maar dan: het eerste leerjaar. De zorgen om Emma nemen toe. Ze is dan zes en komt over haar toeren thuis. Sarah, Paul en Jules zitten van de ene op de andere dag met een huilend kind aan tafel. Iedere avond. Ze kan niet meer eten en valt al wenend in slaap om gillend wakker te worden van de nachtmerries.


Niet veel later, we zijn dan in 2006, beginnen er ook vanuit de school klachten te komen over Emma. Sarah en Paul herkennen zich niet in het beeld dat er van hun dochter wordt geschetst. Thuis zijn er dan wel die huilbuien, maar onhandelbaar? Niets mee aan te vangen? ‘Maar er waren in die periode ook babysitters die haar totaal niet de baas konden en zich verstopten als ze ’s avonds naar beneden kwam. Anderen vonden haar dan weer een tof kind. Ik wilde dit dan ook allesbehalve ontkennen; ik dacht dat we op het punt waren beland waar je als ouders blind bent voor de problemen van je eigen kind. Dus zochten we hulp.’


'Babysitters konden Emma totaal niet de baas en verstopten zich voor haar.'

Wat heet: ze lopen de deur van de ene therapeut uit en die van een andere psycholoog binnen. Maar tegenover een ‘witte jas’ spreekt Emma geen woord. ‘Als uw dochter zwijgt, kan ik niets voor haar betekenen’, hoort Sarah. Maar ook: ‘Er is niets aan de hand met uw dochter.’ En dan weer: ‘Niets mee aan te vangen.’ Ook Sarah krijgt niets los bij Emma; ze vertelt alleen verhalen over anderen. Over zichzelf zwijgt ze.


Schizofreen, dyslexie, borderline?

Na ruim een jaar komt ze bij een psychiater terecht. Het is de eerste keer dat Sarah mee naar binnen mag en ze weet niet wat ze ziet. ‘Emma begon haar spel. Zeven, acht jaar oud. Ze gooide al het speelgoed door elkaar en omdat er geen reactie van de psychiater kwam, begon ze te gooien. Ik stond perplex.’


Maar dat is niet alles. ‘Ze liep sexy naar hem toe, vleide zich tegen hem aan als een poes en trok haar T-shirt langs een kant van haar schouder … Daarna ging ze als een mentaal zwakbegaafde op de grond liggen roepen en krijsen. Het enige dat door me heen ging, was dat die leerkrachten misschien toch gelijk hadden. En hoe kwam het dat ze dit gedrag niet thuis vertoonde? Toen ik haar na afloop vroeg waarom ze zo deed en zei dat ik haar zo niet kende, haalde ze haar schouders op en huppelde verder als ‘onze’ Emma. Bizar!’


Uiteindelijk rijgen ze de hulpverleners aan elkaar en krijgt Sarah in totaal een zevental mogelijkheden naar haar hoofd gesmeten. ‘Schizofreen, dyslexie, borderline … het kan van alles zijn.’ Sarah: ‘Zonder uitleg, zonder testen, zonder rapport, zonder verdere behandeling. Ik stond paf.’ En met Emma weer buiten. ‘Ondertussen zag ik haar voor mijn ogen afglijden. Onze dochter, die spraakwaterval van weleer, kroop meer en meer in haar schulp.’


Ze is ongelukkig, ze worstelt, maar haar ouders weten niet waarmee. Waarschijnlijk weet ze het zelf niet, al is het een feit dat de verlamming van haar vader een soort knak in haar gemoed heeft aangebracht; een breuk in haar veilige nest. Maar geen enkele deskundige kan er de vinger precies achter krijgen of weet hoe haar hiermee te helpen. ‘En wij hadden die tools ook niet. Ik verloor mijn hoop in de hulpverlening. Ik begreep niet waarom iedereen iets anders zei en niemand zich erin vastbeet. Sterker nog: velen stuurden ons ‘weg’. Is dit nu de zorgsector?, vroeg ik me af.’


'Onze dochter, die spraakwaterval van weleer, kroop meer en meer in haar schulp.’

Autisme en ADHD

Door alle zorgen om Emma verliezen Sarah en Paul hun zoon wat uit het oog. Met Jules gaat alles ogenschijnlijk goed. ‘Jules was echt een Duracellkonijn en ik vroeg me al heel vaak af of hij geen ADHD had, maar op school zagen ze dat anders; zijn resultaten waren altijd goed…’


Maar hij komt steeds vaker hulp vragen bij zijn ouders en hij worstelt duidelijk met drukte om hem heen. Een vriendin van Sarah komt met een nieuwe psychiater op de proppen. Hij had haar zoon in drie maanden geholpen met agressiviteit, vluchtgedrag en overmatig wietgebruik – hij bleek ADHD te hebben – en hoewel Sarah haar geloof in de hulpverlening verloor, waagt ze haar kans. Ze ging dit pad met Emma, dat verdient Jules ook.


Door de zorgen om Emma verliezen Sarah en Paul zoon Jules wat uit het oog.

Die stap is het begin van een langlopend, tragisch máár ook helend traject. Niet alleen Jules, ook Emma blijkt eindelijk geholpen te kunnen worden door een behandelaar. De psychiater diagnosticeert beiden met ADHD en Emma met autisme. En volgens hem is het erfelijk. ‘Het autisme komt van Paul, de ADHD van mij. Ik ben altijd druk, energiek, alleen … ik heb daar nooit last van gehad; ik wist dat altijd te kanaliseren. Zelfs in die heftige, hectische jaren waarin Paul revalidateerde, we met de problemen met Emma werden geconfronteerd en ik ook nog diende te werken. Ja, het was veel, maar ik ging er nooit aan onderdoor. Mijn kinderen, daarentegen, hebben lang alleen de nadelen van hun autisme en ADHD ondervonden.’


Wil de psychiater het gezin echt helpen, dan dienen ook Sarah en Paul een traject in te gaan. ‘En toen gebeurde het.'

Bourgeoisie

Beide diagnoses zijn natuurlijk ook maar een stempel, beseft Sarah. Een uitdrukking van innerlijke onrust of beperkingen die dan misschien wel erfelijk te herleiden zijn, elk mens heeft ook nog zijn eigen, persoonlijke karakter en dus problemen. Wil de psychiater het gezin echt helpen, dan dienen ook Sarah en Paul een traject in te gaan. ‘En toen gebeurde het. Alle potjes van ons gezin ging open.’


Terwijl ze de kluwen van hun familie draadje voor draadje ontwarren, blijft de vinger van de psychiater namelijk achter één specifieke sliert haken. Alle signalen wijzen naar misbruik; er móét iets zijn in het gezin van Paul, een typische familie uit de bourgeoisie waar imago en status belangrijk zijn. ‘Alleen prestaties telden; alles wat niet perfect in het plaatje paste, werd doodgezwegen. Zelfs de kleinkinderen die geen goede punten hadden, werden ontweken. Het gevolg was dat het gevoelsleven tot onder het vriespunt was gezakt en omdat Emma zo gevoelig is, wilde ze nooit mee naar haar opa en oma. Paul zelf was emotioneel en sociaal wat wereldvreemd. Hij werd bijvoorbeeld met zijn broer in de kelder opgesloten als hij bij zijn oom op vakantie was en die naar de dansles ging met zijn vrouw. Als ik zei dat hij als een hond werd behandeld, zei hij: “Dat is niet waar. De hond zat ook bij ons en die kreeg geen eten en wij wel.” Hij besefte zelf niet hoe ernstig dit soort dingen zijn.’


Alle signalen wijzen naar misbruik; er móét iets zijn in het gezin van Paul, een typische familie uit de bourgeoisie.

Wanneer de psychiater hem confronteert met zijn vermoedens, vertelt Paul over zijn oom, die zelfmoord pleegde en een afscheidsbrief achterliet waarin hij over verkrachting door een priester uit de doeken doet. Zijn broer, de vader van Paul, wuift het vanaf het begin weg. Sterker nog: wanneer de dochter van zijn broer, Pauls nicht, er openlijk aandacht voor vraagt, schrijft hij een ellenlange brief waarin hij haar een schande voor de familie noemt. Paul is er weken door van slag. ‘Dat vond ik al vreemd; dit betrof ons niet, waarom had hij daar zo’n moeite mee?’ Ook de psychiater hoort het aan, knikt instemmend maar schudt ook van nee: er moet nog iets zijn. Ze gaan uit elkaar met een vraag die door hun hoofd blijft spoken.


Misbruik door de kerk

Niet veel later wordt Paul badend in het zweet wakker. Hij had een nachtmerrie. En ineens herinnert hij het zich weer: híj is misbruikt. En hij weet ineens alles weer: de betrokkenen, wanneer het plaatsvond, bij wie hij wat moest doen en waar het gebeurde. En zoals zo vaak bij traumatische gebeurtenissen die te zwaar zijn om te dragen, heeft hij die al die jaren verdrongen. Tot hij zo’n moment in zijn droom herbeleeft.


Hij vertelt zijn verhaal die ochtend aan Sarah. ‘Van zijn 12e tot zijn 15e was Paul met nog twee jongetjes misdienaar. Ze zaten op internaat en werden elke dag om zes uur gewekt om de mis voor te bereiden van zeven uur. Van kwart over zes tot kwart voor zeven werden zij in de sacristie alle drie misbruikt, gedurende drie jaar op gruwelijke wijze. Hij heeft me verteld wat hij moest doen. Daar word je misselijk van…’


Paul wordt badend in het zweet wakker. Hij had een nachtmerrie. En ineens herinnert hij het zich weer.

Na die nachtmerrie sluit hij zich een maand lang af van alles en iedereen. Daarna volgt een gesprek bij de psychiater, voor wie ineens zaken op zijn plaats vallen. Het geblokkeerde gevoelsleven, bijvoorbeeld, of de moeilijke intieme relatie tussen Sarah en Paul, die verder een goed huwelijk hebben, en de problemen met nabijheid voor Emma; die als hooggevoelig kind meer draagt dan ze zelf weet … Hij zegt dat Paul dit aan zijn dochter dient te vertellen.


Wanneer ze samenzitten, komt hij moeilijk uit zijn woorden. Dan zegt Emma: ‘Het is goed papa, ik weet het al. Het is oké.’

‘Wát weet je?’

‘Dat mensen jouw pijn hebben gedaan. De paters…’


Sarah nu: ‘We waren met stomheid geslagen. We weten nog altijd niet hóé ze dit wist … Het is ook moeilijk over dit soort dingen met haar te praten. Veel kan ze zelf niet verklaren … Maar dat ze ontzettend empathisch reageerde, was voor Paul heel belangrijk; het was de eerste keer dat iemand hem begreep en troostte.’


Onder leiding van Sarah kaarten ze het misbruik aan bij de kerk en er blijken meerdere klachten tegen dezelfde persoon te zijn geweest, die inmiddels overleden is. De vergoeding weigert Paul eerst resoluut, uiteindelijk beslist hij het geld aan te nemen om het te kunnen schenken aan een goed doel.


Na al die jaren verlamd te zijn geweest, geneest hij nu heel langzaam, zowel fysiek als mentaal. Want een opvallende synchroniciteit is het wel: dat hij verlamd onder aan een berg lag terwijl hij zichzelf, om na zo’n immens trauma te kunnen overleven, gevoelsmatig had geparalyseerd. ‘Die link is niet te missen inderdaad.’ En voor Sarah, Paul, Emma en Jules begint zo ook de genezing als gezin … ‘Paul zoekt nu momenten van intimiteit met me, Emma en Jules hebben rust gevonden en vinden hun weg. We zijn hier gelukkiger uitgekomen.'



'Mensen streven naar ideaalbeelden die niet bestaan en ondertussen kwijnen ze weg.'

Normaliteit versus potentieel

Sarah kijkt nu met veel trots terug op de tijd waarin haar gezin vocht voor zichzelf en elkaar. Ze haalt haar wijsheden uit al die moeilijke jaren. ‘Normaliteit mist de schoonheid die de verschillen ons geven’, zegt ze cryptisch. ‘Zoals de Britse schrijver en spreker Faith Jagede Cole zo mooi zegt: “Het nastreven van normaliteit is je eigen potentieel opgeven.” Dat zie ik ook in onze wereld. Iedereen probeert zo hard die Barbie of Ken te worden. Mensen streven naar ideaalbeelden die niet bestaan en ondertussen kwijnen ze weg. Depressie, agressie, drank, overgewicht … Ze worden zombies, opgezogen in het collectief, in het verhaal van wat we behoren te zijn door de ogen van anderen, in het systeem waarin wij leven. Als je daarbuiten valt, ga je een moeilijk leven tegemoet, maar eens je daardoorheen bent, leef je wel het leven volgens je hart.’


Als iedereen dat zou mogen doen, zou er zelfs geen systeem meer zijn waarin mensen niet passen. ‘Als ik nu naar mijn dochter kijk, denk ik: zij is misschien nog wel het meest van iedereen zichzelf. Ze lijkt door iedereen heen te kijken; ze voelt mensen zo goed aan en hoort dingen die nooit gezegd worden. Ze lijkt altijd iets te kunnen zien wat ‘achter’ onze wereld ligt. Dan kun je wel gediagnosticeerd zijn met beperkingen, maar zijn die van haar of van het systeem waarin ze niet past? Ik zie nu, na al die jaren, vooral heel veel kwáliteiten. Zoals ik die ook bij Jules en Paul zie.’


'Emma is dan wel gediagnosticeerd met beperkingen, maar zijn die van háár of van het systeem waarin ze niet past? Ik zie namelijk vooral kwáliteiten.'

En Sarah? Die zou zichzelf alweer bijna vergeten. Ze lacht. Dat zit er nu eenmaal ingebakken, zegt ze. Om die moederkloek te zijn die haar gezin centraal stelt. Voor hen doet ze alles, dat mag duidelijk zijn. Maar er kwam ook ruimte voor haar eigen proces, voor haar eigen trauma’s, haar eigen persoonlijkheid. Voor Sarah. En het gaat goed met haar. ‘Ik liep al die jaren tegen een muur van onbegrip op en dacht dat ik gek was, dat ik dom was. Ik weet nu echter dat mensen me vaak niet begrijpen omdat ik, net als Emma, ook hoogbegaafd zou zijn. Ik ga nu meer op zoek naar gelijkgezinden en reik uit naar hen, met meer zelfvertrouwen omdat ik mag zijn zoals ik ben. Ik vond daardoor mensen bij wie ik ook mijn kwetsbaarheid kan laten zien.’


Want ze moest dan wel altijd die sterke vrouw zijn, het paradoxale is dat ze in die hele weg vooral ook ontzettend kwetsbaar was. ‘Het vraagt immers moed om te zeggen dat je hulp nodig hebt. Om toe te geven dat je het zelf niet aankunt. Om te laten zien dat je worstelt. Laten we dat omarmen …’

 

*De namen in dit artikel zijn fictief. Toen Sarah het verhaal las, besefte ze wat de impact zou zijn en ze besloot het verhaal van haar gezin alsnog met de wereld te willen delen, zij het anoniem.




Gerelateerde posts

bottom of page