Je kent hem misschien van tv, van het theater of van zijn podcasts, lezingen en boekjes. Of wellicht ken je hem als kritische denker: de man die narratieven durft te bevragen. Of je kent hem helemaal niet, zoals ik. Tot de algoritmen hem aan mij voorstelden en ik een berichtje later naar het Antwerpse Sint-Amands reed. Gewoon, omdat ik dat wilde. Steve Aernouts en ik spraken over raar zijn, over de liefde, over aanwezig zijn in het afwezige en ook: over wat we onbesproken lieten - een van de vele paradoxen die deze middag tot ons kwamen.
Ik volg Steve Aernouts (45) over het pad van de achtertuin naar zijn huis. Terwijl het grind nog onder onze voeten knispert, zijn we de wereld al aan het hervormen. Aernouts noemt Atlas Shrugged van Ayn Rand. Ik veer op en wil zeggen wat hij vervolgens uitspreekt: ‘Bijna niemand die ik tegenkom, kent dat boek! Terwijl het zo’n wezenlijk verhaal is.’
Een ode aan de creatiekracht van de mens, die dan tot álles in staat is en bijgevolg voor zijn medemens instaat. Bijgevolg dus, het is geen doel, en daarmee de tegenhanger van altruïsme, terwijl het dat nou juist in essentie is. Wie zorgt voor zichzelf geeft per definitie het beste van zichzelf. Ook aan de ander.
Foto's: Joëlle Van Autreve
Nou goed, we zijn dus vertrokken, en wel met een paradox, waarvan er deze middag meer tot ons komen. We praten vier uur lang en wanneer zijn volgende afspraak nadert, kijken we elkaar een paar keer vragend aan: heb je een vervuld gevoel? Het antwoord is: ‘ja’. Maar ook: ‘nee’.
We raken in die paar uur namelijk zóveel aan dat we het gevoel hebben steeds maar een poortje open te duwen; bij de onderwerpen die we bespreken, blijken woorden simpelweg ontoereikend. En zo reiken we telkens naar iets onzichtbaars dat dan wel tastbaar is, maar toch elke keer onbenoembaar blijkt.
Dus laten we dan maar stiltes vallen. En dan spreken de onderwerpen voor zich. Waar wij, als mens met een drang naar houvast, alsnog zinnen bij proberen te maken - ook al weten we dat alles al in het onvertaalbare is 'gezegd'.
Dat gaat zo.
We reiken telkens naar iets onzichtbaars dat dan wel tastbaar is, maar toch onbenoembaar blijkt
Steve Aernouts met Ramon onder de kerselaar bij zijn huis in Sint-Amands. 'God is overal.'
Licht en eenheid
Bij binnenkomst in zijn huis in Sint-Amands, dat hij deelt met een vriendin, springt hond Ramon enthousiast tegen me op. In het dan nog heerlijk warme weer maken we een wandeling door het pittoreske dorp. Druk pratend, slenteren we door Middeleeuws aandoende straatjes en langs de Schelde, die door het gebied binnen de driehoek Antwerpen-Gent-Brussel kronkelt. Daarna kijken we vanuit de ligstoelen in de tuin uit op de kerselaar die zijn schaduw werpt op een pas gezaaid stukje grond. Aernouts merkt op dat de eerste sprieten deze ochtend hun kop laten zien. ‘Dat is toch wonderlijk, hè. Die natuur, hoe die dat doet.’ Hij glimlacht. Schudt zijn hoofd. ‘God is overal.’
Hij lijkt te schrikken van dat woord. God. Hij voelde er lang weerstand bij. 'Tot ik de Kabbala las en daar ‘Licht’ voor in de plaats zag komen. Toen viel voor mij alles op zijn plek. Het licht creëert alles.’ Ook zijn eigen schaduw. ‘Op een dag werd ik wakker en ik kreeg een heel helder beeld voor ogen. Ik zag hoe het licht op twee ogen valt en hoe wij, mensen, daar met onze hersenen een eigen vertaling van maken die we vervolgens naar buiten projecteren. Wanneer je doodgaat, sterven de ogen, de hersenen en de projecties. Maar dat licht … dat blijft bestaan. En dat zal áltijd bestaan.’
‘Ik was als kind al nooit bang voor de dood. Ik wist: er is meer dan het leven op aarde’
We merken op dat er dus een onderscheid te maken is tussen dat allesomvattende licht, dat licht dat we ontvangen, en het licht dat door de mens ging, die dat omzette, die creëerde. En ook dát zal altijd blijven bestaan - zoals elke creatie zijn afdruk behoudt, materieel of immaterieel. ‘Voor mij was dat te zien een gamechanger. Ik keerde daarmee terug naar wat ik als kind al zo duidelijk in mezelf voelde: dat je álles bent wat er in je zit, in zijn geheel, zonder afsplitsingen. Gewoon puurheid, eenheid.’ Vier, vijf jaar was hij toen hij naar de sterren keek en wist: er is zóveel meer dan wat we met het oog zien. ‘Ik was nooit bang voor de dood omdat ik wist: dit hier, het leven op aarde, is niet alles; het is maar tijdelijk.’
Raar
Aernouts kon toen, als klein ventje, nergens naartoe met die gedachten, met die gevoelens … met dat weten. Een vlekkeloze jeugd had hij dan ook niet. De kleine Steve was anders dan anderen en kreeg het stempel ‘raar’ opgeplakt. Hij merkte toen al op dat we leven in een dualiteit, dat de samenleving daarop draait – zonder dat woord en zijn betekenis op die leeftijd al te kennen. Maar hij zag het, hij ervoer het: winnen of verliezen, goed of fout, zwart of wit. En daarin vond hij zijn draai niet. ‘Heel veel mechanismen in het leven hebben een competitieve component. We willen winnen. Goed zijn. Het moet óf zus óf zo. Dat kleurde mijn leven als kind.’
Dat ‘magische eenheidsgevoel’, zoals hij het zelf omschrijft, is namelijk niet onder te verdelen in uitersten. En bij een gebrek aan aansluiting met de wereld om hem heen, botste hij ook op de grenzen in zichzelf. Vragen. Steeds maar meer vragen. Dus werd hij maar van één ding echt gelukkig: antwoorden.
Maar op zijn honderden waaromvragen kreeg hij voortdurend daaromantwoorden. ‘Daar werd ik opstandig van. Dat is het meest verschrikkelijke antwoord dat je kunt krijgen als kind.’
Júíst als kind, dat afhankelijk is van volwassenen die hem bij de hand nemen en hem wegwijs maken in de rimboe van het leven. Zijn ouders waren niet de voorbeelden die hij nodig had. ‘Ze waren kinderen die kinderen kregen en hielden zich niet echt met mij bezig.’ Hij kreeg aanmoedigingen noch grenzen. ‘Wanneer ik - bijvoorbeeld - in een boom klom, was er niemand die dat zag. Dingen waar mensen zelfvertrouwen uit halen, had ik niet. Daardoor kreeg ik een gekke relatie met mezelf; ik had geen extern referentiekader. Dus internaliseerde dat. Ik werd mijn éígen referentiekader. Maar wat wist ík er nou van? Het enige dat ik zag was dat ik de enige op de hele wereld leek die verwonderd om zich heen keek. Dus begon ik me te schamen voor mezelf. Ik werd daar heel passief van; het liefst verstopte ik me voor alles en iedereen.’
'Ik begon me te schamen voor mezelf. Ik verstopte me het liefst voor alles en iedereen’
Grenzeloos
Aernouts was de jongen die op een bankje naar de blaadjes aan de bomen keek. Die op zijn rug de sterrenhemel steeds verder weg en toch dichterbij zag komen. Maar wegdromend in de wereld van zijn geest ging er steeds een deurtje open naar een kluwen van gevoelens waarin hij verdwaalde. En omdat ook zijn omgeving er geen raad mee wist, legde hij een doek over de verwondering; hij verloor dat gevoel van eenheid uit het oog.
Hij volgde de maatschappij in haar ritme van de dualiteit - wat moest hij anders? - en hij keek bij anderen af hoe dat moest. De magie trok zich terug, naar een vat diep in hem, onbereikbaar en vooral: onwenselijk. Het stond toen nog synoniem aan pijn. ‘Maar het zat nog wel ergens. Het is de essentie van ons bestaan als mens; hoe hard je ook je best doet, dat kun je niet miskennen. Maar omdat ik er niet meer naar omkeek, daar niet meer naar leefde, werd dat een gemis. Die leegte voelde ik mijn hele leven, zij het onbewust. Ik liep daardoor onbestemd rond; ik vond het moeilijk tot daden te komen.’
Met de jaren evolueerde zijn passiviteit: om de leegte te verdoven, gaf hij zich als tiener ‘helemaal over aan de geneugten van het aardse bestaan. Alles wat bezield was, liet ik verdwijnen. Ik ging zuipen, blowen en ik riep ‘fuck you’ naar de hele wereld. Ik was grenzeloos. Ik wist niet meer waar ikzelf begon en waar de invloed van een ander in mij opspeelde. Ik wist gewoon niet hoe het anders moest: leven.’
In de straten van het pittoreske Sint-Amands. 'Ik wist als jongvolwassene op een bepaald moment niet meer waar ikzelf begon en waar de invloed van een ander in mij opspeelde. Ik wist niet hoe het anders moest: leven.'
Aernouts leidde toen een leven zonder angst; hij was zowel bandeloos als onverschillig en tegelijkertijd opgefokt als gelaten. Hij leefde in extremen, zonder nog een moment in het midden te zijn – dat midden dat als kind zijn doorgang naar dat eenheidsgevoel was. In de schoolbanken dacht hij om tien uur ’s ochtends: het is wel klaar. Hij pakte zijn spullen en weg was-ie. ‘Het kon me niet schelen, de lessen niet en ook niet dat de directeur achter me aankwam als ik de poort uitliep. Als hij met argumenten kwam, was ik al drie straten verder. Wel of geen goed rapport: er was geen verschil voor mij. Het maakte mij allemaal echt niet meer uit.’ Hij reeg de scholen aaneen: elf in totaal. ‘Ik droeg zo’n immense teleurstelling in de mens in me dat ik me er totaal apathisch door had laten maken.’
Moreel kompas
Hij beseft nu dat het slechter met hem had kunnen aflopen. En hij weet wat hem redde: dat was paradoxaal genoeg dat gevoel voor de magie van het leven. Die kern, dat gevoel van eenheid met de dingen om hem heen, was nooit helemáál afwezig, hoezeer hij die ook ontkende en daarmee wegdrukte. ‘Het redde me onbewust dan toch weer ergens uit.’
'Nét voor het plegen van een stommiteit was er iets. Een stemmetje op de achtergrond'
Het uitte zich als ‘een intrinsiek gevoel voor het goede’. Een moreel kompas dat in alle omstandigheden toch zijn zegje deed, hoezeer hij zich ook in het aardse verloor. 'Het was een stemmetje op de achtergrond dat me nét in een andere richting deed bewegen dan mijn vrienden, die wel overgingen tot drugs, dealen en overvallen. Nét voor het plegen van een stommiteit was er iets dat me uit het moment zoog en waardoor ik ging twijfelen.’
En omdat het onbewust gebeurde, móét die stem wel deel van een groter geheel zijn, merken we op. Iets dat groter is dan de invloed van de fysieke mens op aarde, er wél mee verbonden maar toch onafhankelijk. Dát is misschien wel dé magie van het leven, zeg ik: hoezeer we ons best ook doen, we krijgen dat goddelijke, dat licht in onszelf, niet vermoord. Oké, zijn invloed kan een leven lang verscholen blijven, maar ... daar is-ie weer: hij zal altijd blijven bestaan ...
Pijn en lijden
Met de jaren kwamen ook de vragen terug en als eind twintiger viste Aernouts dat weten uit zijn jeugd weer op uit zijn diepzee: hij las tientallen boeken, keek documentaires en kwam in contact met anderen die ook zo'n zoektocht gingen. Er kwamen steeds vaker herinneringen aan zijn kindertijd terug, zowel in beelden als in gevoelens. ‘Na al die jaren besefte ik: dát was dat gemis. Wat ik als kind al wist en voelde, opende zich opnieuw en kon ik ineens wél plaatsen. Dat natuurlijke gevoel van dat jongetje dat opkeek naar de sterrenhemel, werd weer levend toen er wél antwoorden voorhanden waren.’
Hij keek alle documentaires over het heelal die hij kon vinden en begon te filosoferen over tijd en ruimte. ‘Dat veranderde alles in mij, ik kwam meer los van de identificatie met lijden. Mijn toenmalige vriendin vroeg: “En als ik nu vreemdga?” Wel: “Voordien vree je met andere mannen dus als je dat nu doet, is dat in het universum hetzelfde, want daar is geen tijd.” Wanneer je uitzoomt, vervalt de identificatie met het lijden. Al zal het in het moment evengoed zeer doen.’
Hij doelt dan ook niet op doodrelativeren of dissociëren. Hij stelt het gechargeerd om aan te geven dat de wortels van ons lijden in ons verleden zitten, in associaties met pijnlijke ervaringen. Terwijl het overstijgen van tijd en ruimte een poort naar het nu is – naar wat er écht is, los van dramatroep en mét een besef dat in de plaats van het lijden komt: dat het leven zeer doet. ‘We zijn hier om te leren en te groeien. Dat kun je op twee manieren doen: door te lijden of door bewustzijn. Er is geen andere optie. En de weg ernaartoe, de bewustwording, die doet ook pijn. Maar dat is geen doelloos lijden meer...’ Stilte. ‘Om terug te komen op dat vreemdgaan: ik denk ook dat we relaties vanuit die gedachte dienen te hertekenen. Jij, ik en samen. In die volgorde.’ Niet andersom, zoals nu vaak gebeurt. ‘Gedóé…’, roepen we in koor. We lachen. ‘Schaduwen zijn onvermijdelijk, natuurlijk, zeker in een relatie. Bij al mijn ex-vriendinnen kwamen mijn demonen lelijk boven, maar ik heb mezelf er wel ook telkens door geherdefinieerd.’
'We kunnen ook gewoon vanuit ons binnenste gaan leven, in plaats van vanuit dat stuk dat is weggezonken in de gescheidenheid’
Door bewustwording; hij nam verantwoordelijkheid voor zijn eigen gedrag en daden. ‘Wanneer de ander op een knop drukt, heb ik een keuze: ga ik erop in of niet. Ben ik in staat uit de reactie, uit de cirkel, te blijven dan verbreek ik de machtsstrijd. Dat is ongelooflijk moeilijk, maar als je die weg samen kunt vinden, ben je in staat véél meer te geven. En vrij geven is per definitie ontvangen.’ Het pad van de liefde? Aernouts knikt. ‘Daar keren we dan naar terug ... Kinderen staan daar nog veel dichter bij, bij die liefde, die eenheid. En gaandeweg het leven verliezen we het uit het oog door de scheiding der dingen: goed-fout, licht-donker, dag-nacht. We dienen ons, als mens, dat opnieuw te realiseren. Dat die kern, dat lichtpuntje, daar diep vanbinnen zit. Dat we vanuit daar kunnen leven, in plaats vanuit het stuk dat is weggezonken in de gescheidenheid.’
'Wanneer de ander op een knop drukt, heb ik een keuze: ga ik erop in of niet. Ben ik in staat uit de reactie, uit de cirkel, te blijven dan verbreek ik de machtsstrijd.'
Bezielde waarheid
Toen hem dat duidelijk werd, nu zo’n vijftien jaar geleden, werkte Aernouts al als acteur in films en theater, een vak dat bij uitstek in dat oude wereldbeeld van ‘de scheiding der dingen’ vastzit, zegt hij. Wat hem als kind beknotte, belemmerde hem nu ook als artiest, maar er was óók die innerlijke stem. En zo zag hij zichzelf gevangen in een paradoxale mix; zowel zijn verwondingen als een nog ver weggestopte wens cirkelden om elkaar. ‘Ik verstopte me nog altijd. Sterker nog: ik durfde mensen op een gegeven moment niet meer aan te spreken. Maar die stem dreef me ook richting de toneelschool. Op de planken kon ik een boodschap brengen.’
'Theater en film is de reflectie van de zoektocht naar onszelf, naar het mens-zijn – die kern die ons met elkaar verbindt'
En in zijn mechanisme zich te verstoppen, was het podium juist veilig; ook al zat er volgens hem óók een ik word niet gezien dus kijk naar mij achter, als acteur brengt hij een ander naar voren. Zo hoeft hij zichzelf niet te laten zien; niet te zijn. Die façade was eerst nog zijn redding, maar ook precies de reden dat hij uiteindelijk diep vanbinnen afknapte op het vak. ‘De acteur leent de woorden van een ander. Dat is een heel dienende rol, een prachtige functie, maar het is natuurlijk ook afhankelijk van de boodschap. Ik wilde graag iets vertellen aan mensen waardoor ik zag dat ze zich verbonden voelden, maar 90 procent van de teksten die ik vanbuiten leerde, zijn een afspiegeling van de fysieke wereld waarin wij leven; van de dualiteit. Het wereldbeeld dat we allemaal uit dezelfde kern komen, zie ik daar zelden in terug. Er zijn uitzonderingen, maar die diepere kern, de essentie van het leven, wordt bijna nooit aangeraakt; de boodschap zit vaak in een intellectuele waarheid, terwijl ik me veel meer thuis voel in een bezielde waarheid. Voor mij is theater en film daar eigenlijk een doorgeefluik van; het is de reflectie van de zoektocht naar onszelf, naar het mens-zijn – die kern die ons met elkaar verbindt. Omdat het die rol in de gesubsidieerde films en voorstellingen verloor, had ik er een continue haat-liefdeverhouding mee.’
'Het ego wil toe-eigenen. Daar word ik heel ongelukkig van'
Geniaal
Aernouts luisterde steeds beter naar zichzelf en zo begon het vak meer en meer te wringen: de onechtheid, zowel op het podium en voor de camera’s als in het wereldje daarbuiten. ‘Ik kijk met verwondering naar de statusgevoeligheid van de rol van acteur. Misschien creëert het een wel het ander, of beter gezegd: vernietigen ze elkaar; de persoon achter de rol wordt belangrijker dan de boodschap. Ik zat ook weleens in een limo en moest voor de camera’s komen van de pers. Ik ontsnapte uit die situaties en stond op geen enkele foto van de films waarin ik speelde. Ja, ik verstopte me graag, maar het had ook te maken met dat ik mijn identiteit er niet aan kan ontlenen. Het maakt me verdrietig dat het vak een totaal andere richting in evolueerde dan zijn oorsprong.’
De mooiste momenten in zijn leven kende Aernouts in die laatste, oorspronkelijke rol; in het theater in samenwerking met de Nederlandse Laura van Dolron. ‘Zij laat mij de ruimte: ik stap uit het geijkte en ga in improvisatie.’ Hij ervoer dan dat zijn grootste geluk in de afwezigheid van zijn ego ligt, waardoor een aanwezigheid van zichzelf kan ontstaan. ‘Iets anders in mij, door mij, treedt naar voren. En hoe leger ik ben, hoe beter dat werkt.’
Een improvisatie van 25 minuten is een van de mooiste ervaringen in zijn leven. ‘Die was geniaal … Dat klinkt nogal hoogdravend, maar ik kan het in afwezigheid van mijn ego zeggen; niet ík was geniaal, maar de omstandigheden. En ik was niet meer dan een miljoenste van die omstandigheid. Elke adem in de zaal had een aandeel en was een bijdrage op dat moment. Er waren een miljoen componenten die maakten dat ik die 25 minuten nooit meer zal vergeten. Omdat ik verdween en toch aanwezig bleef … het is in de aanwezigheid van de afwezigheid van mezelf waarin ik de grootste voldoening vind. Terwijl het ego ieder moment wil toe-eigenen. Daar word ik heel ongelukkig van. Dan wil ik weglopen, me onzichtbaar maken. Dan wil ik me weer verstoppen.’
'Arresteer mij maar voor de camera, dacht ik; ik wilde er vol voor gaan. Maar daarin stond ik alleen'
Alchemie
Op dit moment staat het theater voor Aernouts op een laag pitje. Af en toe werkt hij nog met Dolron, juist vanwege die vrijheid, maar de lockdown legde zijn haat-liefdeverhouding met het vak nog maar eens bloot. En dit keer to the point of no return. ‘Ik ben zo gigantisch teleurgesteld in de cultuursector dat ik dacht: het is helemaal klaar. Ik leef nog met dat idealisme van vroeger, Camus en Sartre, dat moest je in die tijd eens proberen: een nachtklok installeren. Arresteer mij maar voor de camera, dacht ik; ik wilde er vol voor gaan. Maar daarin stond ik alleen. Dat idealisme van vroeger, dat artiesten en kunstenaars bij uitstek de mensen zijn die de kern der dingen aanvoelen, lijkt niet meer te bestaan. Terwijl … dat is nu nét wat een artiest moet hebben: een antenne.’
Hij noemt het boek Ervaring van Martin Amis. ‘Zijn personage keek naar geparkeerde auto’s en dacht ineens: huh, een auto, hoezo dan? Dát is een kunstenaar. Iemand die zich altijd vragen stelt en naar de kern van de dingen afzakt, om vanuit daar iets nieuws te creëren. Maar als je de afgelopen jaren niet meer verwonderd rondkeek en niets opmerkelijks oppikte in de crisis … waar is dan de kunst? Ik werkte onlangs met mensen in een startup en daar kwam ik veel meer kunstenaars tegen dan in het artistieke leven. Dat zijn mensen die nog van nature creërend denken, en niet afhankelijk. Veel artiesten leven van subsidies. Dan zit je gevangen, of je het nu wilt of niet.’
Dus gaat Aernouts nu zijn eigen weg. ‘Dat was de boodschap van mijn haat-liefdeverhouding: ik diende voor mijn eigen boodschap te gaan.’ Hij begon met schrijven en neemt podcasts op, hij geeft lezingen en staat af en toe nog op de planken in een voorstelling met Dolron. Een van zijn vele dromen is zijn eigen boekjes in de theaters brengen. ‘Mensen verbinden, dat we het mooie in elkaar kunnen zien; ik wil de waardigheid bij mensen maximaal laten bestaan, ook al hebben we stuk voor stuk domme dingen gedaan. We zijn alles in wat we zijn.’
'Ik creëer de grootste geluksmomenten vanuit een aanwezigheid in mijzelf zonder het over mij te laten gaan'
Daarnaast mijmert hij over een spirituele show, meditaties voor kinderen, cursussen rond zijn boekje Jij bent Alles, een eigen uitgeverij en hij schrijft momenteel aan een roman. ‘Ik stond laatst voor een groep kinderen. Ik vond het geweldig. Ik wil hen zóveel meegeven, dingen die wij nooit leerden op school. Dagdromen, bijvoorbeeld. Of aandacht geven aan iets. Of woordgebruik en de energetische werking daarvan. Keuzes maken; ik heb lang in mijn leven niet gekozen, uit angst om iets te verliezen. Terwijl je juist dan alles kwijtraakt. Dat wil ik in allerlei creaties gieten. Ik wil inspirerend zijn voor anderen. Ik heb me lang genoeg verstopt.’
Aernouts bevrijdde zijn ‘verdwijnen’ uit de hoek van de angst en zette het in het licht. ‘“Hoe meer ik verdwijn, hoe meer ik verschijn”, staat in de Kabbala. Niet het verstoppen, wat ik deed, maar een dienstbaar opstellen. Nogmaals: ik creëer de grootste geluksmomenten vanuit een aanwezigheid in mijzelf zonder het over mij te laten gaan. En dan ben ik in mijn afwezigheid meer aanwezig dan ooit en wie dan ook die zaal op dat moment.’ Aernouts verwezenlijkte zo in zichzelf een omkering; zijn ziel ging haast een alchemisch proces door. Niet langer zit hij gevangen in ‘de scheiding der dingen’. Hij opende opnieuw de poort naar dat lichtpuntje in hem, naar dat magische eenheidsgevoel. Naar de plek waar we dualiteiten kunnen transformeren tot paradoxen.
24 juni
De geboortedag van Steve Aernouts is bijzonder te noemen wanneer je zijn levensloop ernaast legt. Hij is namelijk jarig op 24 juni, en dan heb ik het niet over de link met kersvers wereldkampioen Lionel Messi, die ook op deze dag jarig is. Nee, 24 juni is Sint-Jan, de dag waaraan een mythisch verhaal hangt en die in een notendop symbool staat voor het afleggen van de persoonlijkheid voor de individualiteit. Oftewel: het ego, het kleine ik, buigt voor het allesomvattende, grote Ik. En laat dat nou net het verhaal van Aernouts zijn…
Comments